Van de Gran Sasso naar de Maiella
Vreemde voettocht door de Abruzzen
Vanuit Rome kwamen we 's avonds met de bus in L'Aquila aan, de hoofdstad van de provincie Abruzzen.
De volgende morgen werd voor een aantal dagen voedsel ingekocht en bekeken we dit fraaie stadje met
veel oude huizen en kerken. Daarop weer door met de bus naar Pagánica, waar we op pad gingen.
Bij een drinkplaats bij Filetto konden we de waterzakken voor het avondmaal vullen en liepen nog een
flink stuk door tot het Lago di Filetto, een klein maar erg mooi meertje waar de brulkikkers voor
een exotische sfeer zorgden.
De Gran Sasso in de wolken
Vroeg weer op: naar het Gran Sasso-massief. Vlak voor een lelijk skioord Campo Imperatore - waar
Mussolini nog gevangen heeft gezeten en door de nazi's is bevrijd - hadden we een mooi uitzicht
op het massief, met de Corno Grande met zijn 2.912 m als hoogste punt van de keten (en de hele
Apennijnen). Toen we omhoog liepen naar de Rifugio Duce degli Abruzzi begon het te regenen en te
stormen, wat de hele nacht en volgende ochtend nog doorging. Deze kleine hut was werkelijk schattig:
de huttenwaard (tevens berggids) stond met muts op de melk voor de 'capucino' te koken, die geserveerd
werd in plastic bekertjes. Enkele reisgenoten hadden een luidruchtige manier van slapen, mijn oordopjes
bevielen me erg goed die nacht ...
Campo Imperatore
Vanwege het weer bleek het oorspronkelijke plan om de bergketen een stuk te volgen
niet haalbaar, zodat we de volgende morgen afdaalden naar de Campo Imperatore:
een van de grootste en fraaiste hoogvlaktes in Italië. Ondanks de
verlatenheid heel mooi. In de betere tijden graasden hier 's zomers enorme
kuddes schapen en geiten. Na zo'n 12 km lopen kwamen we bij een kronkelende
rotskloof, een van de Canali di Marcegli, waar we de eerste andere wandelaars
tegen kwamen: een groep geologiestudenten. Zie ook panoramafoto's van de
Campo en de
Canali.
Terug in bewoond gebied
Uiteindelijk kwamen we bij Castel del Monte uit, waar de oude vrouwtjes gezellig gearmd op straat
stonden te kletsen en wij ons eerste biertje weer konden nuttigen. Na de inkopen de volgende dag
daalden we door een bloemrijk, verwilderd gebied en een olijfboomgaard verder af om in Ofena uit
te komen. We herkenden een bezienswaardig kerkhof - met de doodskisten in grote muren - aan de
cipressen eromheen. In het steenkoude meertje Capo d'Aqua gingen we zwemmen. Hierbij raakte de bril
van Ad die behoorlijk bijziend is in het water, maar werd op wonderbaarlijke wijze weer uit de
waterplanten opgevist. Bij een boer werd een waterzak met rode wijn gehaald, wat de prachtige
zonsondergang nog meer kleur gaf. Bij het kampvuur kwamen de verhalen los tot in de kleine uurtjes.
Vanwege de grote alkohol-inname werd de volgende morgen tot een rustdag besloten, waarvan enkele
mensen gebruik maakten om naar Capestrano te gaan. Dit stadje ligt - zoals we meer gezien hebben -
fraai op een strategische heuvel. Van het kasteel hebben we een mooi uitzicht op de vallei, en ze
hebben er heerlijk ijs.
De volgende morgen gaan we met nieuwe energie op pad. Die blijken we ook erg nodig te hebben, omdat
het pad die ons naar de Forca di Penne omhoog moet leiden in het niets verdwijnt. Een volgende
variant loopt wel de goede richting uit, maar is zo lang niet meer gebruikt dat we door steeds
dichter struikgewas moeten dringen en kruipen. Ter compensatie lopen we daarna enkele kilometers
over een asfaltweg tot Corvara. Daarna komen we op een leuker pad, maar begint het langdurig te
regenen. We drogen ons weer in een bar in Torre de Passeri. Hier doen we ons 's avonds tegoed aan
een heerlijk diner.
Middeleeuws klooster
We zijn nu in de vallei van de Pescara, die de Gran Sasso van de Maiella scheidt. In stralend
zonnig weer bezoeken we het prachtige klooster San Clemente di Casauria, gebouwd in de 9e tot 12e
eeuw. Rond 900 had dit klooster een enorm grondgebied van de Adriatische Zee tot de Maiella. In
later eeuwen verviel het weer, maar sinds 1900 wordt het gestadig weer gerestaureerd. Daarna komen we
nog zoiets moois tegen: de basilica van San Tommaso. Deze klassieke basilica heeft weinig maar
mooie versiering, en is juist door de soberheid en de mooie verhoudingen heel indrukwekkend.
In het laatste stadje voor het natuurreservaat Maiella, Caramánico doen we onze inkopen voor
de volgende dagen.
De Maiella in
Als we afdalen naar de Orfento komen we in een prachtig ravijn met steile wanden. Vandaag
zal ik met de kaart voorop lopen. Het is een mooi en makkelijk pad om te lopen, tot we een stenen
brug overgaan. De Orfento stroomt tientallen meters lager met geweld door de kloof. Het pad gaat
zigzaggend door het bos omhoog en wordt steeds onduidelijker. Uiteindelijk is toch de intuïtie en
ervaring van Michiel nodig om weer op het juiste spoor terecht te komen. We belanden na een lange
klim op de Malaietta, een hoog gelegen alpenweide met een weids uitzicht over de omgeving.
Aan het eind van deze lange en vermoeiende tocht arriveren we bij de Rifugio Bruno Pomilio, die
blijkt ook per bus bereikbaar. De hut is vol met tientallen bergwandelaars en grote groepen
schoolkinderen hier een dag of een weekeind doorbrengen. Wij zetten lekker onze tent op de weide op,
maar hebben weer een eenvoudig maar overheerlijk diner in de hut. Van hieruit zien we de Adriatische
zee duidelijk liggen: de Maiella steekt ver boven alles in de omgeving uit. In het noordwesten
kunnen we de Gran Sasso zien (zie de tweede foto bij gebiedsinformatie).
Ontmoeting op de top
Ik ben de volgende dag nog steeds moe. Nu gaan we met Hans aan kop de hoogste toppen van de Maiella
beklimmen. We lopen over de noord-zuid verlopende bergrug waar we bij de Monte Facalone niet
achter de andere wandelgroepen aanlopen, maar een pad over de steile westwand nemen. Dit blijkt
door sneeuw en ijs te gevaarlijk, zodat we weer terug moeten en toch maar het oostelijke pad
nemen. We lopen over de bergrug van de ene top naar de andere, tot er vlagen mist opkomen.
We besluiten toch nog door te lopen naar de Monte Amaro, de hoogste top in de Maiella met 2.795 m.
Hier staat een futuristische schuilhut, waar enkele Amerikanen in bivakkeren. Daarna dalen we in
een vlot tempo af over de sneeuwvelden naar het oosten. In het begin van het Valle di Macchio
Lunga wil Michiel water tappen uit een bronnetje wat op een onmogelijk hoge en moeilijk bereikbare
plaats zit. Uiteindelijk lukt het enkelen om de steile puinhelling te beklimmen en er blijkt
inderdaad wat water te zijn. We besluiten de dag met een ouderwetse maaltijd, gekookt op houtvuur.
De volgende dag gaat het in sneltreinvaart verder door het dal omlaag. We komen tenslotte in een
nauwe kloof uit, waar Michiel onderuit gaat over de kleine steentjes. Hij blijkt zijn voet verstuikt
te hebben, zodat de anderen zijn bagage overnemen. Gelukkig zijn we al dichtbij Fara San Martino,
waar we siësta houden in een parkje boven een ravijn. We moeten nog een manier vinden om met onze
invalide voorman in het 8 km verder liggende Lago di Casaroti te komen. Een deel van de groep gaat
ijsjes eten in Civitella. De ijsboer blijkt een goed hart te hebben, en biedt aan om de hele groep
naar het meer te brengen. Samen met het autootje van zijn vrouw vergt het twee ritten over
een lange weg met veel stijgen en dalen. Zo'n behulpzaamheid is toch hartverwarmend.
Aan het meer brengen we nog twee heerlijke dagen door. Ik maak met Willemien en Riecus nog een forse
wandeling naar Civitella en terug. De ijsboer blijkt zelf niet aanwezig, maar het ijs is zoals het
alleen in Italië smaakt.
Nog even toeristisch
De volgende dag lopen we naar het volgende stadje, Casoli, waar we de bus naar Chieti nemen. In dit
bezienswaardige stadje blijven we nog een dag.
De groep gaat terug naar Nederland, maar Hans en ik blijven nog een paar dagen in de regio. Eerst
gaan we naar Vasto, kamperen aan de Adriatische zee. Dit stadje is stokoud en heeft prachtige
gebouwen en pleinen. Daarna naar Sulmania. Hier zijn mooie pleinen, zoals het grote Plaza Garibaldi
waar nog een gaaf romeins aquaduct staat. Doordat het veel studenten huisvest is het 's avonds zeer
levendig. Tenslotte breng ik nog anderhalve dag in Rome door, waar ik 15 jaar geleden voor het laatst
was. Prachtig, hoe je daar cultureel van het ene milleneum in het andere duikelt. Mijn
lievelingsgebouw blijft het Pantheon.
|