Parco Nazionale d'Abruzzo
Het Parco Nazionale d'Abruzzo is het belangrijkste reservaat voor in het wild levende dieren in de
Abruzzen. In 1999 is het samen met nog 5 grote nationale parken door het Wereld Natuur Fonds
opgenomen in het Jungle-project. Dit betreft gebieden met een grote biologische diversiteit,
waar ecotoerisme ingezet wordt voor het behoud. Natuurbescherming als motor voor economische groei.
Zoals veel van de nationale parken waren de Abruzzen vroeger koninklijk jachtdomein, tot 1877.
Het is in 1992 gesticht en het op één na grootste park van Italië. Het bestaat
uit verschillende gedeelten: het zeer streng beschermde kerngebied beslaat 44.0000 ha, daarom heen
ligt een bijna twee keer zo grote grensstrook, het pre-parco, waarvoor speciale regels gelden.
In twee gedeelten van de grenszone is gelegenheid voor landbouw, veeteelt en nijverheid. In zone D
kan worden gebouwd.
Ligging van het park
Aanvankelijk hadden de bewoners van de dorpjes in deze grensstrook bezwaren dat de parkdirectie
van alles verbood (asfalteren, skiliften, bouwbeperkingen). En de bescherming van wolven vonden
ze helemaal idioot. Maar inmiddels blijken deze natuurlijke rijkdommen stimulerend op het
toerisme te werken en is toerisme een belangrijke inkomstenbron geworden.
In bijna alle dorpjes is nu wel een natuurcentrum te vinden.
Tweederde van het park bestaat uit beuken- en esdoornbossen. Vanwege hun ouderdom komen kolossale
beuken voor.
Dierenleven
De laatste beren van de Apennijnen en de tamste gemzen huizen hier, samen met nog 40
andere soorten zoogdieren, 30 reptielsoorten en 300 vogelsoorten.
De bruine beersoort uit dit gebied (Ursus Astos Marsicanus) leek ten dode opgeschreven. Nu (2001)
zwerven er zo'n 100 door het park. Van nature schuwe beren gaan in het algemeen mensen uit de weg,
zodat je ze niet snel zult tegen komen. Maar sommige beren raken gewend aan mensen (en vooral aan
voedsel van de mens). Hun schijnbare tamheid is zeer bedrieglijk, in één dorp is zo'n beer achter
een hek geplaatst.
Ook de Apennijnen wolf (Canis lupus italicus) zwerft hier rond, je zal ze echter niet snel zien.
In de laatste jaren is hun aantal gegroeid van 20 tot 50 stuks. Ze worden in halfvrije staat in Civitella
Alfredena gehouden, om de genetische zuiverheid van de soort te behouden (ze paren makkelijk met honden).
Ook de gemzen (Rupica pra ornata) zijn sterk gegroeid, van ongeveer 30 rond de 2e wereldoorlog
tot 650 nu. Ze zijn verwant aan de Pyreneese gems, niet met die uit de Alpen.
Onder de vele roofvogels komen enkele steenarenden voor.
Wandelingen
In het park zijn tientallen wandelingen uitgezet, waarvan de meeste goed zijn aangegeven. Wie er
zeker van wil zijn wilde dieren te zien, moet zich opgeven opgeven voor de tocht omhoog de Val di Rose in,
vanaf Civitella. Gemzen zie je zeker, voor andere dieren moet je geluk hebben. Per dag mogen er maximaal
twee groepen in, onder begeleiding van een gids.
Meer informatie
Informatie over wandelingen, de dieren en andere initiatieven van het park is te vinden bij
officiële website van het park.
|