Petit Tour du Mont Blanc
Van Houches naar Courmayeur
Begin juli 1989 maakte ik met Wilma een trektocht
van 4 dagen langs het zuid-westelijke stuk van de Tour de Mont Blanc. Dit
deel heet ook wel de Petit Tour du Mont Blanc. We begonnen in de Val de
Chamonix vanuit Les Houches waar je met de bus kan komen. Van daar naar
het zuiden het Val Mont Joie in. Daar gingen we omhoog. Via drie overgangen
waarvan de Col des Fours het hoogste was (2.665 m) kwamen we in het Italiaanse
Val Veni om te eindigen in het bergsportcentrum Courmayeur. De Petit Tour
gaat dan weer via de Mont Blanc-tunnel terug naar Chamonix, of via de Telesiège
bovenlangs de Aiguille du Midi.
Bewoond gebied
Met de trein reizen we naar St. Gervais-les-Bains,
waar een goede busverbinding is naar Les Houches. De eerste etappe gaat
door tamelijk dicht bewoond gebied. We beginnen met een mooie klim langs
huizen en boerderijtjes 700 m omhoog naar de Col de Voza. Hier loopt nog
een bergtreintje, van St Gervais naar Le Nid d'Aigle (2.392 m). Het Mont
Blanc massief ligt helaas verscholen in de wolken, en wij dalen weer naar
het ravijn van de Tor de Bionasse. We steken dit ravijn over via een schilderachtig
bruggetje.
Aan de andere kant gaan we via Le Champel het
Val Mont Joie in naar het zuiden. Het begint nu aardig te plenzen. Als
we met de route op de asfaltweg van St. Gervais naar Mont Joie terecht
komen, hebben we genoeg van het sjokken in de regen. We steken onze
duim omhoog naar een voorbij gaande auto, en hebbes. Het laatste stukje
naar de CAF-hut in Les Contamines-Mont Joie rijden we mee. Dat is een klein
maar gerieflijk huis, waar we de 12-jarige Coen en zijn vader leren kennen
die deze tocht ook maken.
Van de alpenweide naar de hoge cols
De volgende dag gaan we door het Val Mont Joie
verder. Het is een smal groen dal, veel minder bebouwd dan gisteren. We
pauzeren op de Nant Bortant, waar we het stuk dat we gelopen hebben mooi
kunnen overzien. Nu komen we boven de boomgrens, in meer alpien gebied.
Er liggen nog aardig wat sneeuwveldjes, maar de route is goed begaanbaar.
Bij een kloof zijn verschillend gekleurde gesteenten zichtbaar, hierover
stroomt een bergbeek omlaag.
We overnachten in de Refuge du Col de la Croix
de Bonhomme. Een kleine en overvolle hut waar de deuropeningen binnen provisorisch
met dekens zijn gedicht. Coen en z'n vader zijn er ook weer, het is wel
erg gezellig. (Reactie Liesbeth Geerts: inmiddels is de hut geheel vernieuwd
en biedt circa 120 slaapplaatsen; de taarten zijn heerlijk!)
De volgende dag bereiken we het hoogste punt
van de tocht: de Col des Fours op 2.665 m. De toppen om ons heen zijn helaas
nog steeds in de wolken verborgen. Van daar dalen we steil af naar La Ville
des Glaciers. De Alpenweiden staan hier volop in bloei, zodat we toch nog
wat kleur hebben. Dan weer omhoog naar de Col de la Seigne, waar we de
grens met Italië overgaan.
Een lange afdaling brengt ons bij de Refuge Elisabetha,
aan de voet van de Glacier de la Lée Blanche. Het is een mooi stuk,
met onder de hut fraai in het landschap opgenomen schaapskooien die als
noodbivak zijn opgeknapt. Verder naar het oosten zien we de gigantische
morene van de Glacier du Mirage het Val Veni inschuiven. De gletsjer zelf
is sterk gekrompen.
De toppen komen tevoorschijn
De volgende dag is het gelukkig eindelijk mooi helder weer. Vanaf de hut is een schitterend
uitzicht op de bovenliggende gletsjers.
Het eerste stuk door het Lac de Combal heeft prachtige
stroompjes, meertjes en fijne bloemen en andere waterplanten. Dan weer
omhoog langs de zuidwand. Op een groen stuk met veel grote rotsblokken
wemelt het van de alpenmarmotten.
Naar het noordoosten zien we de Col de Ferret, met de Grand Jorasses en rechts
aan de horizon de Grand Combin (4.314 m).
Klik op de foto voor panorama-versie
Vanaf de col net voorbij de l'Arp Vieille hebben we een schitterend uitzicht op de Mont Blanc.
We zien van hieruit de Mont Blanc de Courmayeur (4.704 m), waar de besneeuwde, hoogste top
(4.807 m) achter verscholen ligt.
Klik op de foto voor panorama-versie
Voor- en nadelen van het bergtoerisme
Dan komen we op een stuk waar 's winters veel
geskied wordt. Nu kan je echter zien hoeveel erosie dat geeft, sommige
hellingen worden met netten bij elkaar gehouden. Daar staat tegenover dat
we bij de Col Chécroui een heerlijke lunch kunnen nuttigen. Gelaafd
maken we een steile afdaling - het begin is wel wat zoeken - door een bos,
naar Courmayeur. Daar pakken we de bus naar Aosta. Later gaan we door naar
de Gran Paradiso, waar we met
twee vrienden nog een grotere trektocht maken. Vanaf de top van de Gran
Paradiso kunnen we het Mont Blanc massief mooi zien liggen en komt de top
boven de Mont Blanc de Courmayeur tevoorschijn (derde foto bij gebiedsinformatie).
|