Gletsjers, steenbokken en onbedorven valleien
De Alte Via 2 in het Gran Paradiso
Opzet
Met een groepje van vier vrienden (Bert, Dijs, Wilma en ik) gingen we in juli 1989 trekken in
het Parco Nazionale del Gran Paradiso. Aanvankelijk was de opzet om een rondwandeling te maken
langs de grenzen van de oostelijke helft van het Nationaal Park. Toen we de tweede dag in het
Val di Bardoney aankwamen verslechterde het weer. We besloten toen om te draaien, de
Alte Via 2 naar het westen te volgen en in de noordelijke helft te blijven. Immer, voor
de rondwandeling moesten we enkele hoge passen nemen, en konden in het zuiden vast komen te zitten.
De eerste tocht was dus van Cogne naar Vallone di Bardoney, en weer terug. De tweede tocht
ging van Cogne via het Col Laison naar Bien in het Val Savarenche, en (na een uitstapje in
het Val Grisenche) door via de Col di Entrelor naar Rhêmes-Notre-Dame in het gelijknamige
dal, via de Col Rosset naar de Col del Nivolet, en dan weer afdalen naar Pont in het Val
Savarenche. Vanuit Pont zijn we als slot naar het hoog(s)tepunt gegaan: de Gran Paradiso.
Zie ook het overzichtskaartje van de route en een wandelschema met
wandeltijd, plaatsen en hoogtes.
De eerste steenbokken
We verzamelden in de camping Bouva bij Valnontey, even buiten Cogne. Wilma en ik hadden
daarvoor de Tour de Mont Blanc gedaan, wat mooi aansloot. De volgende morgen daalden we door
het Valnontey af naar Cogne, waar we via Lilaz omhoog klommen. De faam van het Gran Paradiso
werd snel bewaarheid toen we langs het prachtige bospad meteen al steenbokken tegenkwamen. Het
pad werd enigszins onduidelijk, en steeds steiler en avontuurlijker. Na een klimpartij door de
bush eindigden we uiteindelijk toch weer op de route om uit te komen bij het Lac di Loie. Dit
meertje lag ingeklemd tussen de bergwanden.
's Avonds kwamen de eerste steenbokken te voorschijn, we hoorden
de vallende stenen waar ze liepen, en later konden we ze zien.
De volgende dag kwamen we bij de zomerboerderij Bardoney, in het gelijknamige dal. Het begon te
stortregenen, en de gastvrije boer liet ons schuilen en we konden er ook melk krijgen. Na een tijd
klaarde het weer wat op, maar bovenaan het dal, bij de Col de Bardoney bleven dreigende onweerswolken
hangen. Na rijp beraad besloten we terug te gaan naar Cogne (zie inleiding).
Beneden in het Val di Cogne stortte de Grand Eyvia zich in woeste watervallen omlaag. Het
weer was weer geheel opgeklaard zodat we in een heerlijk zonnetje weer bij Cogne kwamen.
Op naar de eerste Col
Vanuit Cogne dan maar omhoog naar de Rifugio Vittorio Sella. Het gestadig stijgende pad gaf een mooi
uitzicht op het Val Nontey. De hut lag op een alpenweide, waar we struikelden over de steenbokken,
die 's avonds in hele kuddes daar graasden. Bergmarmotten gilden naar elkaar tussen de rotsblokken.
De volgende dag kwamen we op de eerste Col de Lauson, op een respectabele 3.238 meter. Daar kwam de
majestueuze Gran Paradiso in de verte tevoorschijn. Afdalen in het Val Savarenche namen we een route
die langs een plateau liep met een mooi uitzicht. Om van het plateau in Degioz te komen was echter
nog wel een echte klimafdaling nodig. Bij Bien overnachten we op camping Grivola.
Na de klim van de vorige dag nemen Wilma en ik een rustdag: we rijden naar het Val Grisenche en maken
een prachtige wandeling van Planaval langs de Alte Via 2 omhoog en terug. Bert en Dijs gingen
omhoog langs het pad waar we vandaan kwamen, om naar de Rifugio F. Chabot te klimmen.
's Avonds blijkt dat ze op de klim vast kwamen te zitten en weer op de camping terug zijn.
Pointe Gollien
Het volgende massief over: op naar de Col di Entrelor. Het is een prachtige tocht langs twee meertjes
waar we heerlijk in de zon lunchen temidden van een grote groep Italiaanse wandelaar. Bij de Col nemen
we het topje Pointe Gollien, wat een schitterend uitzicht oplevert. Zie
panorama 1. Hier zien we een groep gemzen, doch die
blijven op een afstand en zijn snel weer uit het zicht. Beneden in Rhêmes-Notre-Dame vinden we
een prima camping.
De volgende dag gaan we door het mooie dal omhoog, naar de Rifugio Benevolo. Helaas blijkt de hut vol,
en gaan we weer terug naar Rhêmes.
Nu dan maar direct omhoog via het Col Rosset, waaronder verschillende bergmeertjes een fraai landschap
opleveren. We komen tenslotte in het Rifugio Cittâ di Chivasso, een kleine en zeer gastvrije hut
die uitkijkt over twee meren en de Piani de Roset. Die doorkruisen we om tenslotte af te dalen naar Pont,
het centrum van het Park en de uitvalsbasis voor de top.
Op naar 4.061 meter
's Ochtends kopen we nog wat klimmateriaal in Aosta. 's Middags omhoog, naar de beroemde Rifugio Vittorio
Emanuele, waar Italiaanse dienstplichtige soldaten het zonbeschenen terras bevolken. De forse hut is bijna
vol, maar er is nog plek. We oefenen nog wat touwtechnieken uit een instructieboekje: echte gletsjer
ervaring hebben we echter geen van allen. Wilma maakt zich 's nachts toch zorgen, en besluit de volgende
dag niet mee omhoog te gaan.
Als we om 5:30 uur vertrekken blijkt een lange stoet mensen ons al voor te zijn gegaan. Als we aan de voet
van de gletsjer aankomen is de zon achter ons net boven de rood-blauwgekleurde horizon geklommen, zoals
panorama 4 laat zien!
Het is werkelijk een enorme gletsjer, waarover we zo'n vijf uur lang aan het touw in een zigzaggen spoor
langzaam omhoog lopen, dankbaar gebruik makend van de in gestampte trapjes van onze voorgangers.
Een Duitser meent ons nog even de pickel-techniek te moeten verbeteren, maar ja, erg zeker zijn we ook niet
van onze techniek... Het lijkt wel een soort trance waarin we zitten: gefascineerd gaan we maar omhoog, de
tijd vliegt voorbij terwijl het uitzicht steeds overweldigender wordt.
Als we de top naderen komt in het noordwesten de Mont Blanc tevoorschijn.
Boven de sneeuwhelling rijzen enkele rotspieken uit: de top. Daar treffen we de soldaten weer, opnieuw zonnend.
En dan is er het lang verwachte uitzicht. Allereerst de uitlopers van het Gran Paradiso-massief, maar je ziet in
de verte ook de Franse en Zwitserse grens met alle hoge toppen: van de Gran Casse (Vanoise) in het zuidwesten,
de Grand Combien en Matterhorm in het noorden tot de Monta Rosa in het noordoosten. Deze bergen die minstens 50
km ver liggen zijn helder en scherp te zien.
Zie panorama 5 en 6.
Ook mooi is om via Google Earth een
rondvlucht rond de Gran Paradiso bekijken.
Omlaag blijkt heel wat sneller te gaan dan de klim: in 2,5 uur staan we weer voor de Rifugio Vittorio Emanuele.
Wilma blijkt in de tussentijd omlaag naar Pont gerend te zijn en weer omhoog, en heeft zich goed vermaakt.
En wij besluiten om toch maar een alpiene cursus sneeuw en ijs te gaan
doen. Dat doen we inderdaad ook een jaar later in de Bernina.
|