Gebiedsinformatie Bernina
[ Graubünden |
Engadin |
Val Bernina |
Gletsjers |
Taal |
Klimaat |
Bronnen ]
Graubünden
Graubünden is het grootste kanton van Zwitserland, met Chur als hoofdstad. Het is een
alpenlandschap bij uitstek, met vele dalen die hun eigen karakter hebben behouden. Men
spreekt er drie Duitse streektalen, vier verschillende Retoromaanse talen en drie Italiaans-
Lombardische dialecten.
Door de sterker uitdiepende werking van de grote gletsjers in de hoofddalen in de ijstijd zijn
de uitmondingen van de zijdalen (met kleinere gletsjers) vaak hoog boven de bodem van het
hoofddal blijven hangen. Over deze drempel stort de beek zich in de vorm van een waterval in
het zijdal. Ook de veel voorkomende meren zijn het gevolg van de uitschurende werking door
gletsjers in het verleden.
Het Engadin
De zuidelijke Graubünden - ook wel het Engadin genaamd - is het grootste dal, waar de
groenblauwe Inn begint. Oberengadin vormt een open, breed hooggebergtedal (boven de 1.700
m) met een aantal meren en toeristenplaatsen, zoals het beroemde en mondaine St. Moritz. Dit was
een van de eerste Zwitserse steden die zich tot wintersportoord ontwikkelde, vanaf 1864 ongeveer.
In Unterengadin ligt het enige nationale park van Zwitserland. het Engadin vormt een gevarieerd gebied,
van de bloeiende kastanjebossen op de lagere hellingen tot de majestueuze sneeuw- en ijswereld
van het Berninamassief. Het Engadin heeft een eigen cultuur, die tot uiting komt in de Retoromaanse
taal en de grote huizen die vooral in de boerendorpen in Unterengadin goed bewaard gebleven zijn.
De Inn ontspringt op 2.780 m met een waterval uit een meertje boven de Majolapas, onder de top van
de Piz Lunghin. Deze berg markeert de waterscheiding tussen de Julia, die via de Rijn in de
Noordzee uitkomt, de Maira die via de Po in de Adriatische zee eindigt en de Inn die via de
Donau naar de Zwarte Zee stroomt. Ook lopen vanuit het Oberengadin wegen naar alle windstreken:
via de Julierpas en de Albulapas naar het noorden, via de Majolapas naar het zuidwesten en via de
Berninapas naar het zuiden (naar Val Poschiavo en Italië). De hoogste top van de
Graubünden ligt hier: de Piz Bernina (4.049 m).
Zie foto wandeldag 2 bij de tochtenbeschrijving.
Klik op de foto voor panoramaversie
Val Bernina
Onderin het Berninadal ligt Pontresina, dat veel hotels heeft maar redelijk mooi in stijl is
gehouden. Van hieruit kan je het Berninamassief met de Morteratschgletsjer zien schitteren
als de zon schijnt. Het dorp ligt temidden van alpenweiden, die in juni uitbundig bloeien. Tegen
de hellingen liggen lariks- en arvenbossen, die in de herfst op zijn mooist zijn. Hier komt ook
het Val Roseg - dat toegang geeft tot veel gletsjers in het Berninamassief - in het Val Bernina
uit. Een trein gaat het Val Bernina in tot over de Berninapas naar Val Poschiavo. Op de
Berninapas (2.253 m) heb je een prachtig uitzicht over de Berninagroep. Het is tevens een
bezienswaardige overgang van de sneeuw- en gletsjerwereld naar het warme Val Poschiavo met
zijn weelderige plantengroei. Hier wordt veel wijn verbouwd. Weer terug in het Val Bernina,
komt bij Morteratsch het dal van de Morteratschgletsjer uit. Het is een goed uitgangspunt voor
(gletsjer)wandelingen, mede omdat hier een treinstation is. Het heeft een ruime kamping, van
waaruit we veel tochten hebben ondernomen.
Gletsjers
De sneeuwgrens ligt op circa 2.800 m, daar boven blijft de sneeuw het hele jaar liggen. Deze
stapelt zich in de hooggelegen bergkommen tientallen meters op: het 'firnbekken'. De onderste
lagen worden door de druk samengeperst tot ijskorrels, die aan elkaar plakken door het bevroren
smeltwater. Deze 'firn' glijdt langzaam de hellingen af en wordt steeds meer tot massief ijs
samengeperst: de gletsjertong. Door de invloed van de zon en de hogere temperatuur van de lagere
delen smelt en verijst de bovenste sneeuwlaag. Gletsjergedeelten waar geen sneeuw meer op ligt
heten 'aper'. Door de ongelijke ondergrond ontstaan tijdens het omlaag schuiven van de gletsjer
scheuren en spleten in het ijs. Wanneer hierboven sneeuw ligt kunnen de spleten onzichtbaar zijn.
Een belangrijk gevaar op gletsjers is dat je door de sneeuw plotseling in een spleet zakt, die
tientallen meters diep kan zijn. Daarom moet je op de gletsjer in een groep en aan touw lopen.
Smelten van de Morteratschgletsjer
De Morteratschgletsjer is met een lengte van 6 km, een gemiddelde dikte van 70 m en een oppervlak van 15 km²
(gegevens uit 2015) de grootste gletsjer in het Berninamassief. Hij is, na de Pasterze en de Gepatschferner,
de op twee na grootste en qua volume (1,2 km³, 2008) de grootste gletsjer in de oostelijke Alpen.
De Morteratschgletsjertong heeft zich tussen 1900 en 2017 ongeveer 2500 m teruggetrokken. Op diverse plaatsen
langs het pad naar de gletsjertong staat met bordjes aangegeven waar zich de gletsjertong in een bepaald jaar
bevond. Dit proces wordt al sinds 1873 frequent gemeten. De Persgletsjer komt vanwege het smelten sinds 2015
niet meer tot de Morteratschgletsjer.
Zie voor een uitgebreid artikel hierover de Duitse Wikipedia.
Taal
In deze streek is 'vadret' het woord voor gletsjer, 'Piz' is een bergtop, 'Val' betekent dal en
'lej' staat voor een meer.
Ook interessant is dat veel plaatsen in het Engadin twee plaatsen namen hebben:
Engadin = Engiadina (ook wel: Ladina)
Oberengadin = Engiadina Ota
Unterengadin = Engiadina Bassa
St. Moritz = San Murezzan
Celerina = Schlarigna
Pontresina = Puntraschigna
Silvaplana = Silvaplauna
Sils i. E. = Segl.
(met dank aan Daniël van Dalen)
Wandelen en het weer
In het Engadin zijn vele wandelmogelijkheden. Rond St. Moritz en Pontresina zijn diverse
cabine- en stoeltjes liften, waardoor je met weinig inspanning al een groot deel van de
hoogteverschillen kan overbruggen.
De weergrens tussen het noorden en het zuiden van de alpen ligt bij de Piz Lunghi en de
Albulagroep, ten noorden van de Inn. Het Engadin ligt dus aan de zuidkant van de Alpen, en
heeft daardoor vaak ander weer dan in de rest van Zwitserland. Als het in Zwitserland slecht
weer is, heb je grote kans dat het in het Engadin wel mooi weer is. Is het in het zuiden slecht
weer of bewolkt, dan kan het aan de Zwitserse kant van de Bernina nog mooi zijn. Doch de wolken
hangen dan in het zuiden tot bovenaan tegen de steile zuidhelling; het weer kan plotseling
omslaan, zodat de kam in die omstandigheden beter gemeden kan worden. De beste wandeltijd is
juli en augustus (ook het drukst), in juni zijn de gletsjers minder verijst en beter beloopbaar,
maar is het weer wisselvalliger.
Verdere informatie
Gidsen van het gebied:
- Berninagruppe, door Walther Flaig, uitgave Rother. Overzicht van wandel-, klim- en
gletsjerroutes
- Oostzwitserland, gouden serie van de ANWB. Toeristische informatie, wandelingen en
gebiedsbeschrijvingen
Kaarten:
- Oberengadin, landeskarte der Schweiz nr. 5013, schaal 1:50.000. Mooie en gedetailleerde
kaart van een groot gebied
- Graubünden, Kümmerly en Frey, schaal 1:120.000. Fraai uitgevoerd, ingetekende
wandelroutes, toeristische bezienswaardigheden (verkrijgbaar bij de ANWB)
Internet:
|