Afbeelding
Thuispagina
Gebieden
Zoeken
Contact
Píndos
Beginpagina
Gebiedsinformatie
Panorama 1 
Panorama 2 
Panorama 3 
Panorama 4 
Panorama 5 
Panorama 6 
Panorama 7 
Panorama 8 
Panorama 9 
Panorama 10
Panorama 11
Panorama 12
Panorama 13
Panorama 14

Voettocht
Route
Detailkaart
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding

Voettocht Píndos

Toen de NKBV de Vreemde voettocht door de Píndos annuleerde wegens onvoldoende deelnemers, besloten we (degenen die zich opgegeven hadden) om deze tocht dan op eigen gelegenheid te maken. Helaas viel Wim op het laatst nog af wegens familieomstandigheden, zodat ik samen met Bert-Erik en Karel begin juni 2000 in het vliegtuig naar Corfu stapten. Daar gingen we met de boot direct door naar Igoumenítsa op het vaste land, waar we de bus naar Ioánnina namen, en met een taxi door naar Monodéndri. Het was een mooie tocht door een dicht bebost en dun bevolkt gebied.

Slapen bij de kerk
De tocht bestaat uit twee delen: eerst door het Nationale Park rond de Víkoskloof en langs het Gamila-massief, een rustdag in Tsepélovo, en daarna het Smolikasmassief over. Omdat we veel voedsel bij ons hebben maken we eerst een voedseldepot bij het hotel/restaurant Gouris in Tsepélovo. Monodéndri blijkt een mooie oude dorpskern te hebben. In deze streek heeft men de gastvrije gewoonte dat trekkers kunnen slapen bij de kerk. Maar in Monodéndri blijkt de laatste wandelgroep er een puinhoop van gemaakt te hebben, zodat we pas na voorspraak van de serveerster van de kroeg  toestemming van de pastoor krijgen. Over tien jaar kan het nergens meer denk ik.

Beneden is het koel
De eerste wandeldag begint met een pittige afdaling in de Vikoskloof. Een groot bord meldt dat de kloof voorkomt in het Guinessbook of Records: het is de nauwste canyon ter wereld (de wanden liggen 900 m van elkaar waar het 1.100 m diep is). We volgen over de beboste dalbodem de droge rivierbedding tussen de hoog oprijzende wanden. Hier beneden onder de bomen is het heerlijk koel. Halverwege is er een zijarm met bron, de Mega Lakkos, waar een stukje water door de bedding stroomt. In deze zijarm leven veel van de laatste bruine beren in Griekenland, de anderen in het Píndos Nationaal Park.
Dan wordt de bedding weer droger, tot bij de Voidhomátisbronnen verder op een brede, kraakheldere waterstroom uit de oever gulpt (7 oC), en stroomt de rivier weer volop. Hier schijnen wel 7 soorten forel voor te komen. Daar zetten we de tent op een weitje dat blakert in de hitte van de zon. Het pad naar Vístiko wordt gerepareerd door enkele Albanese gastarbeiders die wij niet benijden. Later op de dag zitten we tussen de 'wilde' paarden en koeien, zeer romantisch.

Beschermd dorpsgezicht
De volgende dag staan we vanwege de hitte overdag vroeg op, en lopen omhoog naar Mikro Pápingo. Dit is een beschermd dorpsgezicht waar nog enkele oude vrouwtjes in zwarte kleren rondschuifelen. De meeste huizen worden als vakantiewoning door Grieken uit de grote steden gebruikt. Bij de kerk staan natuurlijk de onvermijdelijke eeuwenoude platanen weer, en hebben we een schitterend uitzicht.

Na een lekkere lunch in het plaatselijke hotel-restaurant gaan we zwemmen in het 'zwembad': een diep uitgesleten riviertje bij Kolimvítirio. Er zijn in en rond de Vikoskloof al behoorlijk veel dagjesmensen, die grotendeels in dit hotel neergestreken zijn. Maar wij pitten in de galerij bij de kerk.

We komen op hoogte
Dan gaat het 1.000 m omhoog naar de Astrákapas. Het is een afwisselende tocht door een mooi terrein: eerst lekker in de schaduw door dicht berkenbos, dan struiken en steeds meer open stukken en tenslotte alpenweide. Een wijds uitzicht op de omringende bergketens. Wij worden gevolgd door een Grieks echtpaar waarvan de man constant praat en de vrouw moeizaam achteraan sjokt. De komende twee dagen komen we ze steeds weer tegen, zeer vermoeiend! De Astrákahut ligt op een col (1.980 m) onder steile bergwanden die me aan de Dolomieten doen denken. We genieten van een voedzaam soepje, maar de lucht ziet er minder mooi uit. Net nadat het dienstertje in de hut heeft verzekerd dat het niet zal gaan onweren slaat de eerste bliksem met een knetterende klap in op de rotsen aan de overkant, gedurende een uur gevolgd door vele andere.

We besluiten maar niet aan de top bij het Dhrakolímni (Drakenmeer) te kamperen, maar bij een meertje 150 m onder de hut. Als het weer later opknapt gaan we alsnog naar het Dhrakolímni met een prachtig uitzicht op het Smolikás-massief (eerste foto gebiedsinformatie) en de Aoósrivier in de fascinerend steile diepte.

Blaffende honden
's Avonds maken we kennis met de bekende Píndos-schaapshonden. Deze dieren houden zich niet zozeer bezig met de schapen, maar concentreren zich op wandelaars en ander vreemd volk die ze woest blaffend benaderen. Gelukkig ontdekken we dat je ze met het oprapen van een steen vaak op een afstand kan houden. We zijn benieuwd of ze tegen de wolven op kunnen die hier ook schijnen voor te komen. Omdat we een soepje aan het trekken zijn zitten ze er later likkebaardend naar te snuiven.

Wijdse uitzichten
De volgende dag trekken we over een wijdse hoogvlakte met af en toe een kloof met rotsplateaus (2e foto gebiedsinformatie). We dalen het ravijn van de Mégas Lákkos in waar we een tijdje zoeken naar de juiste opgang naar de col. Op de col lunchen we weer met het bekende wijdse uitzicht, alleen Tsepélovo ligt net achter een lagere bergtop. We komen in de regen aan bij hotel Gouris waar we een lekkere douche nemen en in het restaurant verwend worden.
Alexis Gouris leeft niet meer, zijn vrouw regelt alles met steun van diverse dochters die weer Engels machtig zijn. Zij weten voor ons te achterhalen dat de brug over de Aoós-rivier die we voor het tweede traject moeten oversteken nog steeds niet is hersteld, maar dat de waterstand het doorwaden van de rivier toch wel mogelijk maakt.

Raymond Dijkhof cs maakte een jaar eerder vanuit Tsepolovo een wat luxere  Smolikas tour 
 

Historisch uitstapje
Op onze rustdag zien we eerst een flinke landschildpad. We maken een tocht hoog rond een canyon met schitterende rotsformaties. Dan komen we via Vhradéto de la Mare (een spookstadje met gerestaureerde kern, met 1.340 m het hoogste dorp in de Zagóri) uit bij de oude Kalderími (slangenpad), een steil kronkelend pad met traptreden dat aan de Chinese muur doet denken. De twee oude boogbruggen (één uit 1764 en een oudere die in 1804 is vervangen) en een bezichtiging van het Ayias Paraskevís klooster (uit 1697, mooi gelegen en mooie ingang van de kapel) maken de tocht af.

Met een busje worden we naar doorwaadbare plaats in de Aoósrivier gebracht. De half verharde weg aan de overkant slingert omhoog naar Paleosélli, en we hebben een goed overzicht op het Gamiliamassief van het eerste traject. In Paleosélli hebben we weer een ideale kampeerplek achter de kerk gevonden, tot dat BENG, BENG!! We blijken pal onder de kerkklok te zitten. Gelukkig blijkt deze nachtrust te houden zodat we toch goed slapen.

Drakenmeer
De route de Smólikas op is prachtig, maar boven de 1.300 m verdwijnt de markering. Omdat we over de bergschouder omhoog gaan lukt het toch en komen we door echt onbedorven natuurlijk bos en alpenweiden (3e foto gebiedsinformatie). We kamperen 600 m onder de top, aan het tweede Dhrakólimni. Het verhaal gaat dat deze meertjes ontstaan zijn door een grote draak die door het gebergte banjerde. Daar ontmoeten we een Duitse bioloog die promoveert op de boomgrens in Griekenland. Deze waarschuwt voor rondzwervende Albanezen, die niets te verliezen hebben. We hebben ze niet gezien.

Smólikas
Vanaf het Dhrakólimni wordt de route verder aangegeven door zware zinken paaltjes met een soort voorrangsbordjes erop. Deze dure aanpak doet vermoeden dat hier een EG-subsidie aan te pas gekomen is. De volgende dag naar het op één na hoogst punt van Griekenland: de Smólikas van 2.637 m. De berggraat die we gaan volgen ziet er van bovenaf spannend uit, maar blijkt goed te doen. Er zijn wel wat steile sneeuwveldjes over te steken. Op één sneeuwveldje zien we beresporen (komen hier ook al ijsberen voor?).

De afdaling naar Samarína is lang, op het laatst met veel losse, ronde stenen op het pad en daardoor zwaar. Samarína zelf heeft een grote saaie nieuwbouwwijk. Met de priester bij de kerk hebben we een leuk gesprek. Als we niet bij de kerk kakken mogen we op de galerij slapen. Het interieur van de kerk is prachtig, maar het gebouw is hard aan restauratie toe.

Laatste loodjes
De volgende etappe volgt de rivier en gaat eerst over een bospad. Het tweede Ayias Paraskevís klooster blijkt gesloten. We dalen naar de rivier en dan gaat het 500 m pittig omhoog. Een mooi maar in de hitte zwaar stuk. En dan is het nu nog begin juni! Kennelijk was er nog geld van de EG-subsidie over, want we passeren diverse houten bruggetjes die niet echt noodzakelijk zijn om de beek over te steken. Als we Dhístrato in de verte zien liggen blijft het pad geleidelijk dalen, maar verandert vervolgens helaas in een afschuwelijk lelijke gebuldozerde weg. Dhístrato is een vrij groot dorp met goede voorzieningen (ijsjes en koud bier !!)
De laatste wandeldag gaat door een soortgelijk gebied als gisteren. Op het hoogste punt is de EG-routemarkering opeens verdwenen. Na een zoektocht pikken we de route veel lager weer op. Als we in het eindpunt Vovoúsa arriveren begint het zachtjes te regenen. De lange afstandsweg loopt nog door naar het Pindos Nationaal Park, zie de gebiedsinformatie. Maar voor ons zit het er helaas weer op. We regelen met veel onderhandelen in de dorpsherberg annex supermarkt een busje naar Ioánnina en hebben dan nog volop tijd om de stenen boogbrug te bewonderen.

Provinciale rijstijl
Onze chauffeur blijkt een geheel eigen stijl te hebben. De bochten snijdt hij in principe af, wat op de eindeloze bergwegen niet onlogisch is maar op de provinciale weg nogal typisch overkomt. Als we in Ioánnina aankomen wil hij niet naar het centrum doorrijden. Na lang soebatten blijkt de reden te zijn dat zijn auto daarvoor niet voldoet (een VW-busje uit de jaren '50). Gelukkig blijken we vlak bij een camping te zitten die schitterend aan het meer van Ioánnina ligt. Vaste gasten zijn twee ooievaars.
De volgende dag gaan de anderen alvast naar Corfu terug, terwijl ik nog een dag aan het meertje bivakkeer en de historische, ommuurde oude stad van Ioánnina bekijk (laatste foto gebiedsinformatie).
Op Corfu hebben de heren een fraai appartement bij 'Gouvia-beach' gehuurd zodat we nog wat modern strandgenot mogen smaken. Corfustad is ook zeer de moeite waard.
 
Thuispagina > Gebieden > Píndos > Voettocht

Copyright © Jaap van der Veen |  Disclaimer